Cler./ -- Luik, I.(L.) 1344-1367 (1344-1367) Den Bosch Heer Dire Gheghel, heer Didderic Ghegel, was een zoon van Matheeus Gheghel die enkele malen schepen van Den Bosch was (1336/37, 1340/41, 1344/45). Heer Dirc had waarschijnlijk een broer Henric Gheghel die getrouwd was met [Margriet] Gasteldoncs. De lakenkoper Jan van Os was misschien een schoonbroer van heer Dirc want hij had omstreeks 1386 behalve een zoon Jan ook een zoon Matheeus Gheghel. Heer Dirc woonde aanvankelijk in het huis van zijn vader in de Orthenstraat. Zijn vader stierf tussen 1348 en 1353. Vanaf dat laatste jaar voegde heer Dirc in zijn notariële onderschrift achter zijn vaders naam het woord quondam ("wijlen") toe. Heer Dirc was van 1344 tot 1367 met grote regelmaat actief als notaris. Hij noemt zich nu eens notarius en dan weer tabellio, blijkbaar zonder daarmee enig onderscheid in functie te willen aanduiden. Verder vermeldt hij in de akten die dateren van september 1348 of eerder als zijn stand steeds die van clericus terwijl hij vanaf november dat jaar iedere standvermelding weglaat. Mogelijk zijn deze latere akten pas geïngrosseerd in of na 1350 toen hij tot priester werd gewijd. Een laatste wijziging die zich in zijn onderschrift voordeed betreft zijn admissie als notaris door het Luikse hof. Blijkens zijn akten verwierf hij deze tussen 1356 en 1359. 1) Behalve openbaar notaris was heer Dirc vermoedelijk ook enige tijd stadsklerk (secretaris), welk ambt in deze tijd periodiek werd verhuurd aan meerdere personen. In schepenakten van 1347 en 1348 trad hij op als tussenpersoon bij de overdracht van goederen, een rol die in later tijd vrijwel uitsluitend is weggelegd voor stadssecretarissen. Bovendien was hij in 1354 en 1361 als notaris aanwezig bij rechtshandelingen die plaatsvonden op het Stadhuis ("super solarium domus Consulum", "super domum Consulum"). In de periode na 1367, wanneer de namen van de Bossche stadsklerken of secretarissen en die van hun klerken beter bekend zijn, blijken notarissen die akten verleden op het Stadhuis daar doorgaans ook werkzaam te zijn geweest als secretaris of klerk. Ten slotte woonde heer Dirc nadat hij in 1350 priester was geworden samen met Lysbeth van Mierde die vermoedelijk een zuster was van de stadsklerk Adam van Mierde (nr.264). 2)
Op 8 maart 1350 werd heer Dirc geïnstalleerd als rector van het altaar van St.Nicolaas en St.Catharina dat door heer Willem vanden Bosch, ridder, in de St.Jan was gesticht. Omdat het zijn eerste beneficie was betaalde hij een provisie van 10 schellingen aan de O.L.V.-broederschap waarvan hij als gezworen broeder deel uitmaakte. Van 1349 tot 1361 vervaardigde hij regelmatig notariële instrumenten voor deze instelling die hem daarvoor steeds 6 à 8 schellingen betaalde. Een schepenakte kostte toen ongeveer 2½ schelling. Vanaf 1350 fungeerde heer Dirc in sommige jaren ook als zanger van de broederschap tegen een jaarloon van 24 schellingen. In deze hoedanigheid maakte hij in 1353/54 en 1363/64 voor de broederschap ook afschriften van motetten waarvoor hij respectievelijk 7 en 14 schellingen uitbetaald kreeg. Op 27 december 1355 aten de broeders samen met de zangers bij heer Dirc thuis. Waarschijnlijk woonde hij toen inmiddels in de Gorterstraat. Bij de oprichting van het kapittel van de St.Jan in 1366 werd heer Dirc daarin als één van de eerste dertig kanunniken opgenomen. Hij overleed echter kort daarna, op 5 oktober 1367. Volgens het handschrift Kievits legateerde hij aan het kapittel 20 schellingen en vijf juridische werken waaronder de Clementinen. Lysbeth, dochter van de smid Henric van Mierde en bediende (ancilla) van heer Dirc, maakte op 26 oktober 1367 haar testament. Ze lag toen ziek op bed. Op 6 december 1367 werden heer Dircs protocollen samen met die van Boudewijn van Hapart (nr.164) door de officiaal van Luik toegewezen aan heer Arnt Nouden (nr.279) en heer Gerit Groy (nr.152). Vóór hij tot priester was gewijd had heer Dirc een aantal - niet met naam bekende - natuurlijke kinderen verwekt bij een zekere Lysmoye (Lisemoeye, Lysmodis, Elyzabeth). Deze had ook natuurlijke kinderen van Henric, zoon van Aleyt vander Poirten, die op 23 juni 1348 vijf kamers naast de Gevangenpoort aan heer Dirc schonk ten behoeve van diens natuurlijke kinderen. 3)
|
Noten | |
1. | Jacobs, Justitie, 257; GAH, RA 1175, fo.155v (waarsch. 27 mei 1395), fo.213v (1369/70), RA 1177, fo.316r (7 aug.1386), RA 1180, fo.65r (30 dec.1393), RA 1187, fo.34v-36r (1410/11), RA 1199, fo.145r (1428/29), RA 1200, fo.329r (1429/30), vgl. RA 1175, fo.101r (2 aug.1378), RA 1214, fo.208r (3 aug.1444); Bijlage II huis: 131.1, 131.4, Jan van Os: 152.4, verzijzingen naar heer Dircs akten: 200.10, 310.4, 353.14; OLVB 52, band 0, fo.19v (1349/50), fo.20r (1350/51); Een akte die hij in 1364 als notaris opmaakte en die zich in het gemeentearchief van Schijndel bevond is waarschijnlijk in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan, zie: Juten, "Het klooster der Clarissen", 195; Vgl.: Camps, Oorkondenboek, I 840 (10 febr.1306: Theodericus dictus Geghel, poorter van Den Bosch, en zijn broer Hamon); APB, St.Jan II, Obituarium, p.57 (13 febr.: Obitus Theodrici Ghegel iunioris et Katherine, eius uxoris), p.202 (8 juli: Obitus Hille, uxoris Mathei Ghegels en Obitus Mathei Ghegels predicti), p.350 (3 dec.: Obitus Theoderici dicti Ghegel, pellificis, senioris). |
2. | GAH, THG 298 (20 dec.1347), 311 ( - sept.1348); Bijlage II 131.9, 131.22, 152.4 (blijkbaar deed de zolder van het Stadhuis omstreeks 1350 dienst als secretarie); GAH, AVMGH 4, fo.24r (11 mrt.1372), fo.24v (7 juli 1385); APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.95. |
3. | AAB II, hs. Kievits, p.2, p.3, p.6, p.17; Schutjes, Geschiedenis, IV 228; OLVB 52, band 0, fo.19v (1349/50), fo.20rv (1350/51), fo.23r (1352/53), fo.24v (1353/54), fo.25v (1354/55), fo.27v (27 dec.1355), fo.28v (1356/57), fo.30r (1358/59), fo.34v-35r (1360/61), fo.37r (1361/62), fo.39r (1363/64), fo.47r (1367/68), vgl. band 2, fo.31r (1433/34); GAH, RA 1176, fo.232v (12 dec.1381); OLVB 49, fo.25v (het hier opgegeven overlijdensjaar 1365/66 is niet juist); APB, St.Jan II, Obituarium, p.291; APB, St.Jan, cijnsregister van 1503, p.95; Bijlage II 152.4, zie ook 353.9; Tabel 3.2, nr.2; GAH, THG 309 (23 juni 1348), 311 ( - sept.1348), 350a (21 nov.1349), 374 (21 juni 1354); Heer Dirc was dus zeker niet deken van de St.Jan tot 1382 zoals Mosmans meent, zie: Mosmans, "De middeleeuwsche notarissen", 185. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 324